
Intermediaire organisaties zoals het opbouwwerk, het buurtwerk, de basiseducatie en het sociaal-cultureel werk kunnen mensen actief helpen bij het zich toe-eigenen van de digitale wereld. En hier wringt vaak het schoentje. De organisaties kennen wel de interesses van hun doelgroepen, maar ze hebben vaak zelf onvoldoende kennis over de manier waarop ze ICT kunnen aanwenden om op deze interesses in te spelen. Multimediale middelen vragen om een specifieke kennis en didactiek.
Vloeiend leren gebruik maken van digitale middelen komt echter niet vanzelf. Het vereist een leerproces, zowel wat instrumentele vaardigheden betreft, maar vooral op strategisch vlak: hoe bouw je het gebruik van nieuwe media in je dagelijkse werking als organisatie in? Om succesvol te zijn dienen professionele digitale competenties een onderdeel te zijn van ieders functiebeschrijving. Niet enkel in termen van ‘een goede kennis van kantoorsoftware’, maar vooral in het methodisch-didactisch gebruik van de nieuwe media bij het realiseren van de organisatiedoelstelling.
Wat zijn dan professionele digitale competenties die je als sociaal-cultureel werker nodig hebt? Om dat in kaart te brengen vertrekken we vanuit het competentiemodel van Gie Van den Eeckhaut. Centraal in dit model staat de ‘lerende professional’, die in staat is voortdurend een dialoog aan te gaan met de specifieke werksituatie. De lerende professional reflecteert zowel in de actie zelf als achteraf en komt zo, eerder dan te vertrekken vanuit reproductie of deductie, tot constructie van praktijkkennis. Die kritische zelfreflectie gebeurt vanuit verschillende perspectieven: een visie die gegrond is in waarden en normen; innovatie en ontwikkeling; in praktijk brengen en resultaten behalen; relationele praktijken opbouwen; kwaliteitszorg en verantwoording. Professionele competenties zijn geen statisch gegeven, maar groeien dynamisch mee met evoluties in de samenleving en in de organisatie.
De competenties die je als sociaal-cultureel werker nodig hebt kan je in twee groepen onderbrengen.
1. Kerncompetenties die rechtstreeks bijdragen aan het realiseren van de missie
- Sociaal-agogisch handelen vanuit een sociaal-culturele methodiek: sociaal-culturele praktijken (activiteiten of programma’s) opzetten en begeleiden, coachen en ondersteunen, adviseren, gidsen, animeren
- Deelname bevorderen: toeleiden, ontsluiten, promoten, motiveren tot deelname
- De samenleving, netwerken en andere organisaties beïnvloeden: signaleren, stimuleren, afstemmen en coördineren, vertegenwoordiging, belangenbehartiging
2. Kerncompetenties die vereist zijn voor het goed functioneren van de organisatie
- Leiding geven aan mensen: coördineren, sturen, coachen en ondersteunen, relatieklimaat positief beïnvloeden
- Organisatiebeleid ontwikkelen: inhoudelijk, financieel, personeels-, communicatie- en kwaliteitsbeleid
- Organisatieprocessen realiseren: afstemmen, vergaderen, informatiebeheer, plannen, logistiek en financieel beheer, kwaliteitsmanagement
- Middelen en goodwill vanuit de omgeving bewerkstelligen: vertegenwoordiging, belangenbehartiging, netwerken, partnerschappen ontwikkelen, projecten indienen en opvolgen, public relations voeren
Elk van deze competenties kan je verder preciseren. Voor de competentie ‘sociaal-culturele praktijken (activiteiten of programma’s) opzetten en begeleiden’ kan dat bijvoorbeeld tot het volgende overzicht van specifieke competenties leiden:
- Cursussen, workshops of korte leeractiviteiten opzetten
- Uiteenzettingen en presentaties geven
- Projectmatige en informele leerprocessen opzetten
- Ervaringsgerichte leerprocessen opzetten
- Leernetwerken opzetten
Ten slotte kan je voor al deze competenties de bijhorende deelcompetenties oplijsten en daarbij specifiek gaan kijken naar digitale competenties. Voor ‘Cursussen, workshops of korte leeractiviteiten opzetten’ wordt dat dan bijvoorbeeld:
- Kennis ontwikkelen: verzamelen en verwerken van informatie, online en offline, om die in een gepaste vertaling aan de doelgroep aan te bieden. Hieronder vallen bijvoorbeeld het opzoeken en beoordelen van informatie op het web, het aggregeren van bronnen via RSS en tagging, het commentariëren en synthetiseren van webinformatie ten behoeve van de doelgroep
- Kennis overdragen en delen: het publiceren van inhoud door middel van diverse auteurstools en de integratie van multimedia. Dat houdt in: het maken van goede Powerpointpresentaties, aanbieden en omzetten van teksten en multimedia in de gepaste bestandsformaten, agogisch werken met blogs en wiki’s, een attitude gericht op kennisdeling
- Communicatie en didactiek: begeleiden en coachen van online conversatie. Dat betekent: schrijven in functie van het web, online feedback geven, gerichte vragen stellen, integreren van online hulpmiddelen bij voorbereiding (werkteksten, voortrajecten…) en follow-up (evaluatie, update van cursusdocumentatie…)
Professional word je doorheen een groeiproces: je start als absolute beginner en groeit door tot een expertniveau op een bepaald gebied. Het is uiteraard niet mogelijk dat iedereen in alles expert is, en dat isok niet nodig. Dit hangt samen met de specifieke opdracht die mensen hebben en de context waarbinnen ze actief zijn. Een aantal cruciale competenties mag je wel bij iedere medewerker veronderstellen. Andere moeten wel in de organisatie aanwezig zijn, maar gelden niet noodzakelijk voor elke medewerker.