
Wie WISPER zegt, denkt onlosmakelijk ook aan Jan De Braekeleer. Deze bevlogen coördinator die WISPER enthousiast mee uit de grond stampte in Leuven en Gent, mocht vorige week het einde van zijn opmerkelijke carrière vieren. Voor Socius een uitgelezen moment om Jan aan de mouw te trekken voor een informele babbel over zijn ervaring in het kunsteducatief landschap in Vlaanderen.
Jan, vanuit jouw jarenlange waardevolle werk in de kunsteducatieve sector, waarom denk jij dat de samenleving zou moeten blijven investeren in kunst-, of breder, cultuureducatief werk?
Jan De Braekeleer: Een samenleving bestaat uit groepen, mensen die zich verenigen en achter idealen scharen. Elke groep wordt gebonden door een verhaal of een ideologie. Ik denk dat kunsteducatie gegroeid is uit het humanistische verhaal: een verhaal dat zegt dat mensen de zin van hun leven kunnen zoeken in zichzelf, in wat zij voelen en denken, en hoe zij met elkaar willen omgaan. Het is niet voor niets is dat cultuureducatie boomde vanaf de jaren ’60, op hetzelfde moment dat het humanisme ook doorbrak in onze samenleving – als opvolger van de eerder religiegebonden of politieke verhalen van voorheen. Cultuur is een verhaal dat mensen bindt in een samenleving. Hoe hechter die binding, hoe sterker dat verhaal, hoe florissanter de cultuurparticipatie van haar leden, en omgekeerd.
Vanaf de jaren ’60 verschoof de focus binnen kunsteducatie van ‘het onderwijzen’ van kunst, het kennen van ‘de canon’ naar een beweging die inzette op cultuurparticipatie en mensen helpen zichzelf te ontdekken. De bodem van cultuurparticipatie werd, naar mijn gevoel, toen binnen het kunsteducatief werk gelegd. Een gevoeligheid voor kunst en cultuur bij kinderen en volwassenen resulteert in een hogere, duurzamere en intensievere participatie aan het culturele landschap.
De laatste tijd zie ik de kunsteducatieve sector ook opnieuw politiek en maatschappelijk geëngageerd optreden. Organisaties, kunstenaars en collectieven durven opnieuw bevragen wat er in de samenleving bougeert en durven opnieuw alternatieven aan te reiken. Een boeiende evolutie en noodzakelijk voor het maatschappelijke debat.
In het nieuwe decreet van het sociaal-culturele volwassenenwerk wordt de laborol van organisaties prominenter op de voorgrond geplaatst. Hoe gaat WISPER daarmee aan de slag gaan?
Jan D. B.: Onze samenleving verandert enorm snel. Mensen zijn op zoek naar manieren om zich opnieuw te verbinden, in buurten, gemeenschappen, enz. Wanneer ik naar WISPER kijk, zie ik een grote uitdaging in het zoeken naar innovatieve methodes om vormingen te organiseren en om diverse groepen uit de samenleving te betrekken. We willen én kunnen ons niet langer alleen richten op de middenklasse en het hoger opgeleide, blanke publiek.
Dit vraagt van ons een nieuwe manier van werken: andere inhouden, werkvormen, docenten, tempo’s, communicatie, publiekswerking en noem maar op. Die tendens zie je ook in de kunstensector. Organisaties komen uit hun cocon en hun klassieke habitat van de theaterzaal. Het kunsteducatieve landschap reikt de hand uit en dat is hoopvol. Ze pleiten en maken bewust de keuze voor een open samenleving.
De hand uitreiken is iets wat jij ook steevast hebt gedaan met WISPER, partnerschappen en netwerken organiseren was voor jou erg belangrijk.
Jan D.B.: Als organisatie is het fijn om in het begin te pionieren en je eigen werking uit te bouwen, maar dat blijft niet lang interessant. Op een gegeven moment ga je op zoek naar partners, die invloeden van buitenaf zorgen dat je blijft evolueren. OPEK hier in Leuven is daar een mooi voorbeeld. Het is niet enkel een gedeeld huis voor heel wat organisaties, we helpen elkaar waar nodig en onze werkingen vloeien mooi samen. De som van de leden is zoveel krachtiger. Je moet een organisatie bekijken als iets tijdelijks, iets dat voortdurend in beweging is. Mensen komen en gaan, richten nieuwe organisaties op, enz. Op de duur vormt er zich één groot netwerk. Het zou dom zijn om tegen die flow in te gaan.
Leuven is een relatief kleine stad, iedereen kent iedereen en er heerst een filosofie om elkaar zoveel mogelijk te helpen. We zijn al een tijdje afgestapt van dat concurrentiedenken. Met WISPER hebben we daar zeker onze rol in gespeeld. In alle platformen waaraan we deelnamen – cultuurraden, projecten, … – hebben we steevast gepleit voor samen, niet apart. Ik denk dat we vandaag fier mogen zeggen dat Leuven op vlak van kruisbestuiving en samenwerking een schoolvoorbeeld is.
Socius wenst Jan De Braekeleer een vreugdevol pensioen toe!