
Eerder verschenen in Terzake, Februari 2010, p. 6-9 onder de titel ‘Online communities: mogelijkheden en valkuilen’.
Het internet is niet langer een virtuele omgeving los van het dagelijks leven, maar wordt er steeds meer een reëel verlengstuk ervan. Van bron van informatie is het geëvolueerd naar een interactieve omgeving, waar de controle in toenemende mate in de richting van de gebruiker is verschoven. Het succes van digitale sociale netwerken is daar een illustratie van.
Deze situatie creëert nieuwe kansen voor de participatie van de burger in de samenleving, maar brengt ook nieuwe uitdagingen met zich mee. Om volwaardig deel te nemen aan de kennis- en netwerksamenleving, op economisch, politiek, cultureel en sociaal vlak, zijn er immers specifieke vaardigheden nodig, die we samenvattend kunnen omschrijven als digitale geletterdheid.
Hoe kunnen we als sociaal-cultureel of opbouwwerker een antwoord bieden op deze nieuwe situatie? We hebben immers als ‘digital immigrants’ zelf nog veel te leren over het omgaan met (digitale) informatie, netwerkvorming en kennisdeling.
In dit artikel proberen we een zicht te krijgen op het functioneren van on line communities en zetten we mogelijke krachtlijnen uit voor de ontwikkeling van een gepaste strategie.
1. Social media/web 2.0: wat is het?
‘Social media’ is de gangbare verzamelnaam vorm voor on line platformen waar gebruikers elkaar ontmoeten, ervaringen uitwisselen of zelfs uitgroeien tot heuse ‘communities’. In dat opzicht vormen ‘social media’ een belangrijk kenmerk van het zogenaamde web 2.0, een term waarmee belangrijke verschuivingen worden aangeduid in de manier waarop mensen omgaan met het internet. Drie kenmerken nemen hierbij een centrale plaats in: UGC, sharing en communities.
Waar gebruikers vroeger het internet voornamelijk als informatiebron gebruikten, zien we nu al enkele jaren dat mensen in toenemende mate zelf zorgen voor de inhoud op het web (de zogenaamde ‘user generated content’ of UGC). Privéfoto’s krijgen een plek op het internet, net zoals dagboekschrijfsels of videofilmpjes. Gebruikers zorgen echter niet alleen zelf voor inhoud, maar stellen deze ook open voor ander gebruikers waardoor er voortdurend inhoud wordt gedeeld (sharing). Dit delen zorgt er dan weer voor dat gelijkgezinde zielen met elkaar in contact treden, waardoor er on line gemeenschappen ontstaan rond gedeelde interesses (community). Bekende web 2.0-voorbeelden zijn de online encyclopedie Wikipedia, de talrijke blogs op het internet, de videosite YouTube en de sociale netwerksite Facebook.
De verschuiving van de controle binnen de digitale samenleving naar de gebruiker en de opkomst van on line gemeenschappen waarbij er vaak nauwelijks sprake is van een centrale redactie of aansturing, doet op heel wat plaatsen wenkbrauwen fronsen. Vaak worden zelfs linken gelegd met de teloorgang van de gemeenschapsvorming in de ‘reële samenleving’. Niets hoeft minder waar te zijn. Gebruikers die content plaatsen, investeren hun tijd, creativiteit en kennis on line. Zij zullen ook terugkomen om de resultaten van hun investering te meten of nieuw aangebrachte ideeën op te doen. Met het plaatsen en delen van user-generated content vervullen gebruikers verschillende doelen. De een wil informatie ontvangen, de ander wenst informatie te delen. Deze processen leiden haast spontaan tot on line communities waar mensen met gemeenschappelijke kenmerken op vaste basis bij elkaar komen, om elkaar direct of indirect te helpen in het verwezenlijken van doelen, verwachtingen en activiteiten. Hurenkamp heeft het in dit kader over ‘lichte gemeenschappen’. Gemeenschappen die weliswaar ontstaan op basis van individuele motieven en voorkeuren, maar ondanks de kenmerkende autonomie van de leden niet slecht zijn voor de samenleving 1.
2. Het internet: van virtueel naar reëel
De opkomst van de ‘social media’ brengt met zich mee dat het onderscheid tussen virtuele en reële gemeenschappen steeds minder van tel is. 8 op 10 Vlaamse internetgebruikers zijn geregistreerd bij een bepaalde website. Van die 80 % heeft 63 % een account op een sociale netwerksite. Voor het gros van die Vlamingen is het on line publiceren en delen van persoonlijke informatie vanzelfsprekend. Zelfs in die mate dat hun virtuele identiteit een wezenlijk verlengstuk van hun ‘off line’-identiteit is. Het gaat hier immers om gebruikers wiens identiteit continu wordt uitgebreid, bevestigd en gedeeld met andere gebruikers. Zo toont een blik op Facebook al vlug dat het platform lang niet alleen wordt aangewend voor de uitwisseling van commentaren, maar ook dienst doet om voorkeuren en interesses te delen, net zoals familiefoto’s, video’s of andere vaak erg persoonlijke gegevens. Twitteren, of het publiceren van korte on line of sms-berichten, is een ander voorbeeld van een toepassing waarbij de virtuele identiteit van gebruikers gelijke tred houdt met hun reële identiteit.
Onze verhoogde aanwezigheid op het internet en de ‘openhartigheid’ die hier schijnbaar mee gepaard gaat, brengt ook de nodige problemen met zich mee. Niet in het minst op het vlak van privacy. Paradoxaal genoeg is slechts één op vijf Facebook- of Twittergbruikers erg bezorgd dat die gegevens zichtbaar zijn voor andere personen dan vrienden. En een minderheid van de mensen met een profiel op het internet beseft dat hun gegevens zichtbaar zijn voor vreemden. Deze persoonlijke data zijn voor commerciële bedrijven van onschatbare waarde en ook dichter bij huis kunnen ze voor nare ervaringen zorgen. Sollicitatiegesprekken waar namen vooraf niet worden gegoogled, zijn een zeldzaamheid. Je deelname aan studentenactiviteit, je commentaar op een forum, het delen van je geloofsovertuiging,… je digitale voetafdruk lijkt vaak onuitwisbaar.
Het samengaan van onze virtuele en reële identiteit werd natuurlijk niet uitsluitend in de hand gewerkt door de komst van het web 2.0. Al langer vonden mensen de weg naar het internet om actieve handelingen te stellen: on line shopping, bankverichtingen, discussiefora,… En ook de overheid richt haar aandacht al langer op het internet, op zoek naar manieren om burgers nauwer te betrekken bij het beleid of haar dienstverlening te verbeteren. Een op drie Belgen koos in 2009 voor Tax-on-web om zijn belastingaangifte in te dienen. Een duidelijk bewijs dat een toenemend aantal landgenoten hun digitale koudwatervrees hebben overwonnen.
3. On line gemeenschapsvorming
Deze vaststellingen maken de vraag of sociaal-cultureel en opbouwwerkers hun aandacht erop moeten vestigen overbodig. De vraag is immers niet ‘of’ maar ‘wanneer en hoe’ social media als werkingsdimensie kunnen worden geïntegreerd. Want dat deze ontwikkelingen niet louter tot het exclusief aandachtsgebied van de ICT- of communicatiemedewerker behoren, mag duidelijk zijn. On line communities leunen aan tegen de corebusiness van de vormings- en opbouwwerker, maar een gepaste manier van ermee om te gaan, veronderstelt wel een geëigende agogische benadering die gericht is op groei en empowerment.
Laten we de aandacht even toespitsen op gemeenschapsvorming als het bewust, intentioneel en verantwoord ondersteunen en faciliteren van processen en praktijken die meer, betere of andere gemeenschap(pen) beogen 2. Gemeenschapsvorming kan via verschillende strategieën ingevuld worden, die telkens ook een on line pendant kunnen hebben.
Gemeenschapseducatie
Via het organiseren van educatieve activiteiten mensen vormen tot competente en kritische burgers die participeren in de samenleving in functie van het behoud van een maatschappelijk evenwicht en die zich inzetten voor belangrijke gemeenschapsvraagstukken zoals duurzaamheid, democratie, diversiteit,….
Het project ‘Kus een Politicus’ van De Wakkere Burger vzw vormt hier een mooi voorbeeld van. Vertrekpunt is de vaststelling dat het vertrouwen van de burger in de politiek over het algemeen laag ligt, en de algemene kennis van onze democratische instellingen tanende is. Op de blog kuseenpoliticus.be wisselen verschillende duo’s – telkens samengesteld uit een politicus en een burger – van gedachten, om zodoende tot meer wederzijds begrip te komen.
Gemeenschap vormen
Het ondersteunen van een ‘wij-gevoel’ bij mensen draagt bij tot de versterking van het sociaal weefsel en de onderlinge solidariteit tussen individuen.
Een geslaagd voorbeeld hiervan is Brugsebuurten.be, een on line initiatief dat door de stad Brugge ondersteund wordt. Buurtcomités wordt de kans geboden om via de site bewoners te informeren over hun buurt. Dat kan zich beperken tot een fotoverslag van een wijkfeest, maar ook andere zaken kunnen aan bod komen: wegenwerken, een kijk op wie in de straat woont, een duik in het verleden van de buurt, … Daarnaast kan elk, door de stad Brugge erkend, buurtcomité ook een eigen website maken. Hierbij geholpen via korte cursussen, handleidingen en een website met tips.
Gemeenschaps-vormgeving
Met deze strategie zetten sociaal-culturele organisaties in op de kwestie hoe de samenleving er dient uit te zien, of op wat er aan de huidige samenleving dient veranderd te worden. Dit gebeurt door het opzetten van allerlei activiteiten, acties, campagnes of projecten.
EVA, een beweging voor vegetarisme, propageert het vegetarisme onder meer via een discussieforum en een Facebookpagina. Avaaz.org is een virtuele gemeenschap van wereldburgers die via grootschalige on line petities druk proberen uit te oefenen op politieke en economische wereldleiders over belangrijke onderwerpen als armoede, klimaatverandering, mensenrechten en internationale veiligheid.
4. Zelf aan de slag
Bovenstaande voorbeelden tonen aan dat je als organisatie zelf zinvolle on line-initiatieven kan nemen. Sociale netwerksites als Facebook en blogplatformen als WordPress of Blogger bieden immers de mogelijkheid om gratis en zonder al te veel technische kennis aan de slag te gaan.
Het aanmaken van een persoonlijk profiel behoort tot het ’standaard’ gebruik van Facebook, maar ook voor organisaties biedt het platform mogelijkheden. En wel via de aanmaak van een Facebookpagina. Zo’n pagina kan behalve korte berichtjes, ook foto’s, video’s en een discussieforum herbergen. Bijkomend voordeel is dat pagina’s voor iedere Facebookgebruiker zichtbaar zijn, terwijl profielen enkel toegankelijk zijn voor vrienden. Voorbeelden van deze toepassing zijn de pagina’s van Vormingplus Kempen of Netwerk Bewust Verbruiken. Je kan met een pagina niet alleen je organisatie voorstellen, maar ze ook thematisch aanwenden of als onderdeel van een campagne. Bekijk bijvoorbeeld de pagina van de KAV-campagne ‘Ik wens Kris vijf vrouwen toe’.
Een weblog, ook wel blog genoemd, is een website waarop regelmatig nieuwe bijdragen verschijnen en waarop de geboden informatie in omgekeerd chronologische volgorde (het nieuwste bericht verschijnt als eerst) wordt weergegeven. Het gebruik van zo’n blogplatform om een buurt- of projectsite op te zetten biedt veel voordelen: het is gratis, het plaatsen van berichten is heel eenvoudig, je kan makkelijk foto’s en video’s insluiten en je kan informatie die je van andere sites plukt op je blog aanbieden – ideaal dus om een link te leggen naar bevriende of verwante websites.
Je kan nog een stap verder gaan en een eigen platform opzetten waarop je community-websites laat draaien. Ook hiervoor is heel wat software voorhanden, gratis en open source, bijvoorbeeld Drupal, Joomla! of WordPress.
Het opzetten en in goede banen leiden van een on line community loopt natuurlijk niet altijd van een leien dakje. Zet je voor het eerst stappen in de wereld van de digitale gemeenschapsvorming, dan hou je best enkele krachtlijnen in het oog.
Krachtlijnen bij het opzetten van een on line community1. Maak er een prioriteit van
Het bevorderen van on line interactie gaat, net zoals bij andere aspecten van het werk, niet vanzelf. Daarom noemen we het ook opbouwwerk. Succesvolle on line interactie mag niet beperkt blijven tot een marginaal deel van de webinspanningen die je als organisatie onderneemt.
2. Formuleer een duidelijke missie
Waarom wil je een online community opzetten? Wat is de meerwaarde ervan? De missie gaat niet over je website. Je website zou over je missie moeten gaan. En je missie heeft met je gemeenschap te maken.
3. Draag je visie uit en zoek hulp
Maak duidelijk waar je naartoe wil, trek gemotiveerde medewerkers aan, zoek partnerschappen.
4. Volg de activiteit op de site zorgvuldig op
Berichten die door een gebruiker geplaatst zijn kan je niet zomaar bewerken of vooraf screenen, maar je moet kwetsende of racistische boodschappen onmiddellijk verwijderen. Nultolerantie ten aanzien van misbruik en intimidatie is essentieel om van je community een veilige en vriendelijke plek te maken.
5. Eis registratie met reële informatie
Laat geen anonieme commentaren toe. Het gebruik van pseudoniemen kan om privacyredenen wél, maar als organisator van de community moet jij weten wie achter elk pseudoniem zit.
6. Participeer
Blijf niet weg op het feestje dat je zelf georganiseerd hebt. Participeren is niet enkel een opdracht voor de communicatiemedewerker of de webmaster. Deelnemen aan de community levert je nieuwe inzichten op in het wezen van de gemeenschap, wat mensen weten, denken en waarderen.
7. Geef macht aan de gebruikerMaak duidelijk, in woorden en daden, dat de site evenzeer van de gebruikers is als van jou. Voorzie manieren waardoor de gebruikers de agenda kunnen bepalen, zoals blogs en forums. Voorzie de gebruiker van middelen om de kwaliteit van de site mee te bewaken, zoals het melden van misbruik.
5. Digitale geletterdheid
De gangbare term ‘digitale kloof’ suggereert een opdeling in twee groepen: mensen die geen computer bezitten, een groep die al snel lijkt samen te vallen met de kansarmen, en anderen die dat wél doen. Of degenen die niet de instrumentele vaardigheden beheersen om een computer te gebruiken, en anderen die wél over de nodige knoppenkennis beschikken. Het is met andere woorden een probleem van de personen die geen ‘digital natives’ zijn.
Maar het verhaal is complexer dan dat. Het gaat er ook om dat je in staat bent om digitale informatie op te zoeken, te selecteren, begrijpen, evalueren en verwerken, en om digitale media te kunnen inzetten om de eigen levenssituatie te verbeteren: digitale geletterdheid wordt dat genoemd, en dat is zeker nog geen algemene verworvenheid. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een derde van de bevolking niet in staat is om effectief met een zoekmachine als Google te werken. Ten onrechte wordt ervan uitgegaan dat digitale geletterdheid vooral een probleem van ouderen is. Alhoewel jongeren, opgegroeid met computer, internet en games, vlot uit de voeten kunnen met deze media, blijken hun vaardigheden toch vooral beperkt te blijven tot vrijetijdstoepassingen, en hebben ze evengoed moeite met meer complexe taken als informatie analyseren en synthetiseren of tekstverwerking.
De digitale kloof tekent zich dus eerder af tussen de mensen die ICT en informatie kunnen inzetten voor het verbeteren van de eigen positie, en de mensen die dat niet kunnen. De aankoop van een internetcomputer fiscaal aftrekbaar maken, zoals in het Start2Surf programma van de federale overheid, en het organiseren van knoppencursussen vormen dus slechts gedeeltelijke oplossingen. Intermediaire organisaties zoals het opbouwwerk, het buurtwerk, de basiseducatie en het sociaal-cultureel werk hebben hier een belangrijke taak te vervullen. Ze kunnen mensen actief helpen bij het zich toe-eigenen van de digitale wereld door het gebruik van ICT te kaderen binnen een brede aanpak van het verwerven van informatievaardigheden en on line communityvorming.
6. Attitude én beleidskeuze
Web 2.0 en sociale media leiden tot nieuwe vormen van informele organisatie en gemeenschapsvorming, soms aanvullend, maar vaak ook tegengesteld aan onze klassieke manier van werken. Voor elke organisatie uit de brede sociaal-culturele sector dringt zich de vraag op hoe we hiermee omgaan. Het ontwikkelen van een on line strategie is echter een moeizaam proces.
Organisaties hebben immers vaak een goed zicht op de interesses van hun doelgroepen, maar beschikken over onvoldoende kennis om op deze interesses in te spelen.
Bij jezelf beginnen is dus de boodschap: maak je als vormings- of opbouwwerker meer vertrouwd met social media, zowel voor intern gebruik binnen de organisatie als bij de interactie met je publiek. De daartoe vereiste kennis hoeft niet van bijbelse omvang te zijn. Het aannemen van een open attitude, waarbij de bereidheid om continu te leren en je kennis te delen centraal staan, volstaat. Met het oog daarop ontwikkelde Socius een aantal online zelfstudieprogramma’s zoals ‘Verenigd op Web 2.0‘.
Uiteindelijk gaat het hier om een beleidskeuze die we als organisatie al dan niet nemen: hoe zorgen we ervoor dat we aanwezig zijn in een maatschappelijk veld dat voortdurend in belang toeneemt? Welke plaats voorzien we binnen onze werking voor on line activiteit? Hoe gaan we onze eigen competenties op dit vlak ontwikkelen? Dit is, zoals hopelijk uit het bovenstaande duidelijk wordt, niet langer een vrijbijvende keuze, maar een noodzakelijke oefening in het bijstellen van onze centrale uitgangspunten en werkwijzen.