
Tijdens de zomervakantie ging Socius met een groep professionals op leerreis in Brussel. De focus van de driedaagse was ‘werken met ruimte in een stedelijke context’. Op het programma: verschillende praktijkbezoeken, gesprekken met inhoudelijk experten en heel wat reflectie- en doe-opdrachten. Deelneemster Veerle Follens bundelde haar inzichten in een persoonlijk verslag.
Het eeuwige en het tijdelijke in loci sancti
Met 20 jaar expertise in de bouw- en vastgoedwereld in mijn rugzak ben ik een beetje een vreemde eend in de bijt, op een leerreis voor ‘sociaal-cultureel agogen’. Hun kernopdracht is immers mensen elkaar laten ontmoeten. Zij werken hiertoe op de spanning tussen het sociale en het culturele. Maar… om dit voor elkaar te krijgen, moet je ze fysiek samen krijgen op de juiste (ontmoetings)plek, toch?
Vanuit een persoonlijke onderzoeksvraag
Eind 2014 schreef ik een publicatie ‘Maatschappelijk verantwoord vastgoed’, die de grote uitdagingen behandelt voor de Vlaamse maatschappelijke voorzieningen: collectief, sociaal-cultureel vastgoed zoals bv. scholen, woonzorgcentra, cultuur- en sportaccommodaties, kerken, enz. Buiten het gebrek aan afstemming tussen vraag en aanbod (b.v. onderbenutte kerken versus onvoldoende kinderopvang) en veel achterstallig onderhoud, rijst ook de minder becijferbare vraag naar het ‘maatschappelijke rendement’, want deze voorzieningen vormen geen doel op zich, maar een middel om meer welzijn in de samenleving te realiseren (bv. meer culturele bagage, beter onderwijs, zorg en gezondheid, meer tevreden burgers die zich verbonden en betrokken voelen bij een grotere gemeenschap, waar zij van betekenis voor zijn, enz.).
Binnen dit thema richt mijn focus zich vandaag op de behoefte aan binnen- en buitenruimtes die uitnodigen tot verbinding en zingeving. Religieus erfgoed ervaar ik bij uitstek als plekken met (onderbenut) potentieel op dit vlak. Tijdens deze leerreis nam ik dus mijn onderzoeksvraag mee: “Wat is er nodig om te komen tot een herwaardering van (de betekenis en bedoeling van) religieus erfgoed?”
Enkele belangrijke inzichten
Waiting places
Een eerste eye-opener krijg ik van stedenbouwkundige Aurelie de Smet, die doctoreert op tijdelijk ruimtegebruik in stedelijke ontwikkeling. Zij onderzoekt hoe ‘waiting places’ een vliegwiel kunnen zijn om te herbestemmen in antwoord op maatschappelijk behoeftes in buurt, wijk, dorp en stad. Zij pleit voor de volgende stappen: “kijk en leer, monitor (map plekken en mensen), ondersteun (stel middelen ter beschikking en/of herzie wetgeving), evalueer wat werkt en integreer. Verder pleit Aurelie voor: “Stuur niet teveel, zie waiting spaces als te ontwikkelen ruimte en laat komen wat er nodig is.”
Bruggen naar Rabot
Daarna licht Evelyne Deceur haar tijdelijke project in Rabot/ Gent toe. De densiteit van de wijk valt op, alsook de werkloosheid, het lage inkomen en de mix van culturen. Arbeiderswoningen, sociale appartementen en torens bepalen het zicht van de wijk. In deze wijk is men aan het ‘overleven’ i.p.v. ‘samenleven’.
In 2013 stelt het stadsvernieuwingsproject: ‘bruggen naar Rabot’ zich tot doel de geïsoleerde positie van de wijk te doorbreken via een aanbod van groen, kwalitatief wonen, retail en door engagement van bewoners te stimuleren. Het ene na het andere goedbedoelde initiatief faalt en men komt tot de conclusie dat het negatieve imago van de buurt (‘waar ik woon, wil ik niet leven’) bewoners en buurtwerkers stevig in de tang heeft. Mensen kennen elkaar niet en er is ook geen fysieke plek die ontmoetingen faciliteert.
Op dat moment wordt de oude Alcatelfabriek midden in de wijk afgebroken, wat een groot stuk grond braak laat liggen middenin een zeer dicht bebouwde buurt. Er komt een stuurgroep en men beslist om een creatieve betekenisvolle ontmoetingsplaats te maken van het terrein, waar projecten groeien, sociaal-culturele veranderingsprocessen ontstaan en waar spanningen gezien, gehoord en bediscussieerd worden.
“Verbindingen tussen verschillende groepen maak je niet in (filosofische) discussies maar wel door mensen te betrekken op heel concrete vragen.”
Vanuit mensen die zin hebben om eraan te beginnen, worden er concrete stappen gezet als antwoord op de vraag naar groen, een voetbalveld, speelterreinen, een barbecue en een picknickbank. Door deze infrastructuur neer te zetten, wordt het mogelijk om iets tastbaars met de mensen te realiseren. Daarnaast geeft men ook aan jonge creatievelingen (uit heel Gent) plaats om te experimenteren op die plek.
Evelyne pleit ervoor om én met de mensen aan de slag te gaan én om infrastructuur neer te zetten om het ‘kleine ontmoeten’ (het gedeelde gaan zoeken tussen heel verschillende doelgroepen) mogelijk te maken via gedeelde ruimte (i.p.v. enkel gelijkgestemde groepen te gaan samen zetten). Verbindingen tussen verschillende groepen maak je volgens haar niet in (filosofische) discussies maar wel door mensen te betrekken op heel concrete vragen.
Samentuinen aan de kerk
Voorbeelden hiervan in mijn kerkverhaal zijn in Antwerpen reeds aan de gang. Op strategisch niveau denkt men na over de monumentale Sint-Pauluskerk, terwijl rond de kerk ondertussen een ‘samentuin’ het licht ziet van onderuit. Daar waar de betrokken macht (bisdom en overheid) strategisch en planmatig nadenkt over een aanbodgericht eindresultaat op lange termijn binnen de financiële mogelijkheden, gaat de focus van alternatieve actoren naar het zetten van creatieve (mogelijk schaalbare) stappen die op korte termijn een low budget antwoord bieden op prangende vragen (zoals bv. het verbeteren van de leefbaarheid), gebruik makend van de situatie en bondgenoten.
“Stuur niet teveel, zie waiting spaces als te ontwikkelen ruimte en laat komen wat er nodig is.”
Ook bij de herwaardering van religieus erfgoed blijft de hamvraag: “Hoe de kwaliteit van de wijk zelf omhoogtrekken en niet alleen een nieuwe bestemming aan de plek geven?”
Wat neem ik mee naar de toekomst?
Wat er ook van zij, religieuze gebouwen zeggen iets over hoe het individu zich verhoudt tot het collectief. Dient dan ook het proces om tot een gepaste herwaardering te komen, niet eerder in co-creatie dan verkokerd gevoerd te worden? Zou het opportuun zijn om kerken die wachten op een herbestemming open te stellen voor een ‘intermediate use’, waarbij het tijdelijke mogelijk naar het blijvende kan evolueren?
Er bestaat geen beter voorbeeld dan de gestripte (kunst)kerk van Bossuit om deze aanpak op het tactische niveau te illustreren. Hier besliste men de kerk te strippen en om te vormen tot gecontroleerde ruïne. De nieuwe ruimte kan door de gemeenschap gebruikt worden voor allerlei sociale en culturele evenementen. In dit opzicht wordt een religieuze ruimte opnieuw een gemeenschapsvormende, humaniserende plaats die ruimte kan scheppen op het niveau van het zingevingsproces.
En zo lijkt de cirkel rond… tactische buurt-, wijk- en stadsontwikkeling gaat immers o.a. over het leggen van spontaniteit aan de basis van stedelijke ontwikkeling (binnen een bepaalde strategische visie). Spontaan komen die zaken naar boven die een antwoord bieden op een lokale nood. Dit soort herontwikkeling betrekt de mens mee in de waarde van het wordingsproces van het samen ‘kerk’ maken.
Meer weten?
Heb je vragen over de leerreis? Neem dan contact op met Socius-medewerkster Emilie Van Daele.