
Competentiegericht leren vertrekt vanuit complexe, authentieke leertaken. Maar wat is een authentieke leertaak precies? Wat is het verschil met een ‘gewone’ leertaak? We verduidelijken dit aan de hand van volgende 10 karakteristieken. We proberen de gedachtengang te illustreren met voorbeelden in de sfeer van computerinitiatie.
1. Relevantie voor de echte wereld: de activiteiten benaderen zo getrouw mogelijk de praktische taken waar mensen zich in het echte leven voor gesteld zien, eerder dan ze de decontextualiseren of te herleiden tot een schoolse opdracht.
Een voorbeeld uit de professionele sfeer: om een budget op te maken voor de organisatie van een event volstaat het niet om goed met Excel te kunnen werken. Je moet ook inzicht hebben in de organisatie van een evenement en in de aard van de diverse kosten die erbij horen; je moet bijvoorbeeld ook rekening houden met catering en parkeerkosten.
Toegepast op computerinitiatie: een voorbeeld van een authentieke taak is het opstellen van een vakantiebudget en een bijhorend spaarplan onder de vorm van een spreadsheet. Wat technische competenties betreft houdt dit in, net als in een ‘gewone’ leercontext, dat je een aantal functies van Excel (of een andere spreadsheet) moet onder de knie krijgen. Alleen worden die nu in een context geplaatst die motiverend is, die het onderscheid tussen dingen die je onmiddellijk nodig hebt en bijkomstige informatie makkelijker maakt, en die een concrete realiteitstoets oplevert: is de budgettool die je hebt ontwikkeld bruikbaar en relevant?
2. Zwak gedefinieerd: de activiteiten vereisen van de studenten dat ze de taken en subtaken die nodig zijn om de opdracht uit te voeren, samen definiëren.
Computerinitiatie die ingevuld wordt als ‘stof geven’ slaat de bal mis. Tegen de tijd dat je handleiding klaar is, komt er al een nieuwe versie van een programma uit. Het gaat er niet om mensen met Excel 2010 te leren werken, maar inzicht te geven in wat een spreadsheetprogramma is en hoe je strategieën kunt ontwikkelen om zelf permanent bij te leren. Het gaat in de kern ook niet om het computerprogramma, maar om de mensen, en om de taken die ze willen/moeten realiseren. Taak en subtaken zullen in deze redenering noodzakelijk ook te maken hebben met niet-computeraspecten, en er zullen verschillende mogelijke oplossingen zijn.
3. Complexe, langerdurende taken: de activiteiten worden voltooid over dagen, weken en maanden, eerder dan in minuten en uren. Zij vereisen een serieuze investering in tijd en intellectuele middelen.
Hieruit volgt dat een leertaak die je in een paar uur tot een goed einde kunt brengen waarschijnlijk geen authentieke leertaak is, maar eerder een ondersteunende.
4. Meervoudige perspectieven: ze bieden de mogelijkheid voor cursisten om de taak vanuit verschillende gezichtspunten te onderzoeken en daarbij gebruik te maken van verschillende bronnen. Ze leren relevante en minder relevante informatie onderscheiden.
Een opdracht als ‘ik wil een fotoverslag van mijn uitstap aan mijn familie en vrienden laten zien’ kan ertoe leiden dat mensen de mogelijkheden daartoe verkennen en een keuze maken tussen een presentatie via Flickr, een cd-rom of nog iets anders, zodat ze kunnen bepalen wat ze aan kennis en vaardigheden nodig hebben om hun oplossing te realiseren. Het kan dus zijn dat verschillende groepjes ieder hun eigen oplossing uitwerken, maar daar zijn natuurlijk ook limieten aan: het moet haalbaar blijven voor een docent om de zaak te begeleiden.
5. Collaboratief: samenwerking is een integrale en noodzakelijke component om tot een realisatie te komen.
Mensen leren van elkaar, brengen hun eigen expertise in en toetsen mekaars oplossingen af.
6. Waardegebonden: de activiteiten nodigen uit tot reflectie en spreken de eigen opvattingen en waarden van de cursist aan.
Het uitstippelen van een fietsroute heeft met meer te maken dan het leren werken met een online routeplanner. Het raakt ook aan aspecten als ‘wat is voor mij een waardevolle vakantie?’ of ‘Waar ligt Dendermonde nu eigenlijk’ of ‘Waar gaat dat Ros Beiaardverhaal nu eigenlijk over’?
7. Interdisciplinair: De activiteiten moedigen interdisciplinaire aspecten aan en laten cursisten toe verschillende rollen te spelen en expertise op te bouwen die over verschillende domeinen toepasbaar is.
Op punt 6 verder gaand: een authentieke taak bevat bij definitie leeraspecten die het eigen vakgebied overstijgen en kunnen aangegrepen worden om, vanuit een andere invalshoek, ook in andere domeinen als NT2 of maatschappelijke oriëntatie aan bod gebracht te worden.
8. Op een authentieke manier beoordeeld: assessment verloopt geïntegreerd met het leren en verloopt volgens criteria die relevant zijn in de echte wereld.
Anders gezegd: heeft het gepresteerde werk ook zin buiten de schoolse context? Doorstaat het de toets van de realiteit daarbuiten?
9. Authentieke producten: authentieke activiteiten leiden tot authentieke, afgewerkte producten die op zichzelf waarde hebben, en niet enkel als voorbereiding tot iets anders nut hebben.
Voor de cursist is het motiverend en versterkend een product te leveren dat op zichzelf goed is, en niet met een didactisch kluitje in het riet gestuurd te worden: ‘het lijkt nergens naar, maar dat zeggen we niet; ze hebben toch veel geleerd’. In dat geval kan je ook zeggen dat de authentieke taak nog niet af is. Het leereffect is uiteraard belangrijk; daar gaat het in wezen om. Maar je bewijst mensen een dienst door hen te helpen grenzen te verleggen, steeds beter te worden in wat ze doen.
10. Meerdere mogelijke uitkomsten: De activiteit kan tot een diversiteit van resultaten leiden en biedt de kans om tot verschillende originele oplossingen te komen, eerder dan één enkele goede oplossing die voortvloeit uit het toepassen van vooraf gedefinieerde regels en procedures.
Leren toepassen van standaardprocedures is waar het om gaat bij ondersteunende taken en oefeningen. Als mensen last hebben met het opmaken van een cel om een kolom op te tellen, dan moeten ze dat uiteraard eerst oefenen. Mensen die dat onder de knie hebben, kunnen een volgende stap zetten of een ander aspect van de taak aanpakken. Maar de authentieke taak als dusdanig gaat niet over het leren van standaardprocedures, maar over het uitvoeren van een levensechte taak.
Samenvattend
1. Een authentieke taak wordt gedefinieerd als een reële, praktische opdracht die tot een resultaat leidt. Een authentieke taak gaat over mensen en hun dagelijks leven, niet over computers.
2. Pas in tweede instantie bekijk je de taak in termen van competenties, leerplan e.d. Belangrijk hierbij is om, eventueel samen met de cursisten, na te gaan wat, in orde van stijgende moeilijkheidsgraad, deeltaken en competenties zijn die je zult aanpakken, onder meer via ondersteunende en just-in-time informatie.
3. Een authentieke taak kan je zien als een sequentie van deeltaken die stap voor stap moeten uitgevoerd worden om tot het gewenste resultaat te komen.
4. Om op deze manier te werken moeten de cursisten over een minimum van voorkennis beschikken: de basisvaardigheden omtrent besturingssysteem, muis, documenten- en mappenbeheer etc. moeten al verworven zijn.
Tot slot
Deze bijdrage geeft een mogelijke, en uiteraard niet de enig mogelijke, invulling aan het begrip ‘authentiek leren’. De mate waarin deze gedachtengang uitvoerbaar is hangt van heel wat dingen af: welke ruimte krijg/neem ik als docent om mijn leerplan op een originele manier in te vullen? Wat zijn de mogelijkheden om samen te werken met andere docenten? Hoe bouw ik zoiets geleidelijk op met laagcompetente cursisten? Hoe schat ik in wat mensen al dan niet aankunnen?